KWO stadhuis Leopoldsburg
KWO-systeem bestaande uit twee bronnen en één peilput met uitvoering van veldproeven en haalbaarheidsstudie.
IFTech
02 februari 2018
KWO-systeem
In het kader van de bouw van het Nieuw Administratief Centrum te Leopoldsburg werden twee KWO-bronnen en één peilput geboord. De boringen werden uitgevoerd op 6 en 7 november 2017. De boringen werden afgewerkt als productieputten, in de peilput werden twee peilfilters geplaatst op verschillende dieptes. De productieputten werden ontwikkeld tot het onttrokken water voldoende zuiver was en de peilfilters werden voorzien van waterpeil-loggers.
Veldproeven
Na de ontwikkeling van de warme en koude bron, werd er een putproef uitgevoerd die bestond uit een stappentest met een aansluitend twee duurtesten. De peilveranderingen die optreden tijdens zo’n duurtest geven informatie over de doorlatendheid en bergingscapaciteit van de aquifer. De putproef werd vervolgens geanalyseerd met de rekencode MLU. De transmissiviteit van de zanden van Diest wordt geschat rond 592 m³/d, wat overeenkomt met een horizontale doorlatendheid van 6,10 m/d. De putefficiëntie van zowel de warme als koude bron is hoog (>88%), wat wijst op een goede kwaliteit van de putten.
Invloed KWO
Op basis van pompdebiet kan MLU de verlaging in de aquifer berekenen in functie van de tijd. De seizoensgebonden vraag werd gesimuleerd met een vast pompregime per seizoen. Gedurende het winterseizoen wordt er verwarmd, waarbij warm water aan een constant debiet van 26 m³/u gepompt wordt uit de warme bron en het gekoelde water terug geïnjecteerd wordt in de koude bron. Het omgekeerde vindt plaats in het zomerseizoen wanneer er gekoeld wordt. Tussen beide seizoenen zijn er periodes van rust voorzien waarin er niet gepompt wordt.
Contourlijnen
De figuren hiernaast tonen de contourlijnen van de verlaging op het einde van de koeling- en verwarmingscyclus, respectievelijk. Zoals verwacht, neemt de verlaging sterk af met toenemende afstand van de bronnen. Tijdens beide cycli reikt de invloedsstraal top een maximale afstand van 130 m van de bronnen. Tussen de bronnen is de verlaging dan weer beperkt omwille van de contrasterende effecten van beide bronnen.